De Abdij van Val-Dieu werd opgericht in 1216

De cisterciënzermonniken vestigden zich op geïsoleerde plekken. Hun doel was om zich terug te trekken van de wereld en te kiezen voor een omgeving die onbewoond was, meestal in een vallei. De enige mogelijkheid om te overleven was door middel van het bewerken van de gronden, zodat deze zich ontwikkelden tot vruchtbare gebieden. De Cisterziënzers, ingewijd door Robert van Molesme, zochten naar een terugkeer tot het ideaal van de Regel van Benediktus. De vallei van de Berwinne voldeed hieraan.Gelegen op de grens van het Hertogdom Limburg en de Graafschap Dalhem, was de oprichting van Val-Dieu het begin van de ontwikkeling van het zo karakteristieke landschap van het land van Herve.

De bezigheden van Val-Dieu waren vooral regionaal. De abdij was een plek van religieuze en spirituele ontwikkeling, maar Val-Dieu was ook een economisch centrum voor de streek. Val-Dieu werd getroffen door federale conflicten, successie en religie oorlogen, om tenslotte tijdens  de franse revolutie te worden opgeheven.De gebouwen hebben heel wat tegenslag te verwerken gehad ; De kerk werd tot vier maal vewoest of verbrand, maar is telkens conform het originele architectonische plan van de Cisterciënzers weer opgebouwd. Na de strubbelingen tijdens de franse revolutie hebben de monniken na hun terugkeer in de 19e eeuw de abdij wederom gerenoveerd. Ze is het enige klooster in België wat in de originele primitieve staat bewaard is en waar nog een actief spritueel leven plaatsvindt.
Sinds maart 2001 hebben de laatste drie monniken het klooster verlaten  om naar andere Cisterciënzer kloosters te gaan.
De orde heeft de gebouwen toevertrouwd aan een Christelijke Gemeenschap.